Wanneer gebruik je ‘die’ en ‘dat’?

0
589
spelling nederlands

De Nederlandse taal kan voor sommige personen behoorlijk verwarrend zijn. Zowel bij het schrijven als spreken sluipen foutjes er snel in. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van ‘me’ en ‘mijn’. Je ziet steeds vaker dat mensen deze woorden op een foute manier gebruiken. En wat te denken van ‘die’ en ‘dat’. Hoe zit het ook alweer?

Dit en dat

Nederlanders schrijven regelmatig ‘dit’ wanneer ze ‘dat’ moeten gebruiken en ‘deze’ wanneer het toch echt ‘die’ moet zijn. De lessen Nederlands op de middelbare school zijn natuurlijk al lang geleden. Een lesje grammatica is dan ook zeker geen slecht idee. ‘Dat’, ‘dit’, ‘die’ en ‘deze’ zijn aanwijzende voornaamwoorden. Een aanwijzend voornaamwoord staat voor een zelfstandig naamwoord, in plaats van de lidwoorden ‘de’, ‘het’, of ‘een’.

Ergens naar wijzen

Je kunt aanwijzende voornaamwoorden zowel wijzend als verwijzend gebruiken. De wijzende manier wordt gebruikt in de spreektaal. Je wijst bijvoorbeeld iets aan met ‘die’ en ‘dat’ in combinatie met een gebaar. Denk bijvoorbeeld aan:

– ‘Zie je die toren verderop?’
– ‘Ik heb dat meisje daar in het winkelcentrum gisteren ook gezien’

Verwijzende functie

De verwijzende functie is anders dan de wijzende functie. ‘Die’ verwijst altijd naar een ‘de’ woord, zowel mannelijk, vrouwelijk als meervoud. Denk bijvoorbeeld aan:

– Ik heb een oude fiets, maar die werkt nog prima
– De man van mijn dromen? Die moet nog geboren worden
– Kinderen die zich niet kunnen gedragen, kunnen beter niet mee naar het restaurant

‘Dat’ wordt meestal gebruikt voor onzijdige woorden. Dit zijn de zogeheten ‘het’ woorden:

– Dit is een verhaal dat ik graag met jullie zou willen delen

Verschillende verwijzingen

‘Die’ en ‘dat’ worden in de Nederlandse taal het meeste gebruikt. Vaak verwijzen naar iets dat al eerder genoemd is. Daarmee verschillen ze van ‘deze’ en ‘dit’ omdat daarmee alleen verwezen wordt naar iets dat nog moet gebeuren. Vaak worden ‘die en dat’ en ‘dit en deze’ door elkaar gebruikt. Het is zeker nier voor iedereen gemakkelijk. Misschien maken deze voorbeelden het iets duidelijker

Die en dat:

– ‘Dat gebouw… dat staat op instorten’
– ‘Die stripserie vind ik geweldig’

Dit en deze:

– ‘Ik deel enkel deze gegevens met jou’
– ‘Ik zal je dit zeggen!’

Bepalingaankondigende voornaamwoorden

Soms gebruik je een aanwijzend voornaamwoord dat verwijst naar een entiteit die nog niet bekend is. Het voornaamwoord kondigt aan dat er nog een dergelijke bepaling komt.  Dit zijn zogeheten ‘bepalingaankondigende voornaamwoorden’. Dit zijn altijd ‘die’ en ‘dat’. Misschien klinkt bepalingaankondigende voornaamwoorden je ingewikkeld in de oren. Het klinkt complexer dan het uiteindelijk is. Het komt bijvoorbeeld voor in de zin zin ‘Ik heb mijn stripboek, maar dat van jou heb ik niet’. In dit geval gaat het aanwijzend voornaamwoord over een stripboek. Het is echter niet bekend over welk stripboek het gaat. Je komt hier uiteindelijk achter omdat een voornaamwoord met een bepalingaankondigende functie een extra bepaling krijgt die de identiteit van het boek onthult.

‘Die’ gebruiken in een zin

Je mag in een zin best twee keer het woordje ‘die’ gebruiken. In dat geval is er sprake van een bepalingaakondigend voornaamwoord en een betrekkelijk voornaamwoord. In beide gevallen is ‘die’ toegestaan. Denk bijvoorbeeld aan een zin als ‘Je moet het alleen aan die mensen vragen die je van de juiste informatie kunnen voorzien’ of ‘Wil je deze voetbal hier, of heb je liever het exemplaar van vorige week?’

Lees ook: Met deze handige ezelsbruggetjes maak je nooit meer spelfouten

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Please enter your comment!
Please enter your name here